Wagenziek

Marjoleine de Vos is wagenziek. Van de wereld. Zo schrijft ze in haar column in het NRC vandaag. Van het nieuws, nep en onbenullig nieuws. Dingen waarmee anderen zich bezighouden die in deze tijd nogal futiel lijken.

Ik herken wel wat in dat gevoel. Na tien dagen semi legaal weg te zijn geweest, blader ik door de berg kranten. Aan de verre kust van ginter komt het nieuws behoorlijk gefilterd tot ons. In compacte vorm, zeg maar. Hier puilen de details je tegemoet. Over de koning en zijn herfstvakantie. Over alle complotdenkers. Over wiens schuld het allemaal is. Hoe erg de Corona maatregelen zijn. En ga zomaar door.

Welke selectie maak je eigenlijk in je hoofd? Welk nieuws heeft het recht ‘nieuws’ te zijn?

Wat een gedoe, denk ik vaak. Waar maken we ons druk over, als we vier weken niet weg mogen? Als we op afstand moeten blijven? Zo erg is dat toch niet?

En dan draai ik de feiten even zo, dat ze me beter uitkomen. Want: zijn wij niet wel weg gegaan? Terwijl anderen niet ‘mogen’. Waren wij, gisteravond toen twee van onze dochters en hun partners gezellig kwamen eten, steeds op anderhalve meter afstand? En tel ik geen vier bezoekers in plaats van de toegestane drie? Okay, da’s waar. Twee van hen hebben reeds antistoffen. Die tellen niet. Of wel?

Is dat wat de Vos bedoeld met het ‘akelige feitje’ dat met name hoger opgeleiden bedreven zijn in het ‘de feiten nogal martelen‘ opdat ze passen binnen ons eigen waardensysteem?

Ik weet niet of t met name hoger opgeleiden zijn. Misschien is t algemeen menselijk dat we allemaal het centrum van ons eigen leven menen te zijn.  Als je je gaat afvragen hoe het centrum van de ander eruit ziet, word je draaierig. Wagenziek.

Afscheid

Vandaag is het opnieuw afscheidsdag. Van de zee, het wad. Het knusse huisje en het simpele leven aan een vergeten kust. Het went nooit, dit afscheid nemen.

De buren staan als maanmannetje en -vrouwtje aan het hek. Verborgen achter enorme ei- vormige harde bolle maskers, verscholen in grote jassen alsof het virus aangetrokken wordt door lichaamscontouren.

In de nacht luister ik naar de storm en heb de sensatie dat ik breed uitgestrekt onder het hemelgewelf lig, reikend van de riviermonding in het noorden tot aan de stad op de rots in het zuiden.

We rijden noordwaarts op lege wegen.

Onderweg doe ik mijn vergeten administratieve klusjes. Afscheid van het leventje zonder ‘moeten’.

Ik begin een lang uitgesteld maar noodzakelijk karwei: het opschonen van mijn adresbestand. Decennia van opgestapelde telefoonnummers en e-mailadressen. Ze passeren allemaal de revue. De lang-vergetenen, de ex clienten, de oud collega’s, de doden, de verlorenen. De verdwenen geliefden, lang opgeheven stellingen, loodgieters en bootreparateurs. Ik roep ze op en verwijder ze. Voorgoed, vaarwel. Afscheid.

Stil protest

Luzerne county is als een ‘swing State’. Wie hier ‘wint’, heeft de hele staat. Pennsylvania heeft sowieso een belangrijke rol in de komende verkiezingen in de VS. De thuisbasis van Biden.

Ik lees het relaas van een vrouw die met haar laatste spaargeld het recht opkoopt om de naam van Biden op tuinborden te laten drukken. Tuinborden! Dat roept herinneringen op. Vier jaar geleden fietsten we door cruciale ‘Trump’ gebieden aan de westkust en ontmoetten veel aanhangers en hun tuinborden: ‘Hillary for prison’. En dat soort teksten. Van democratische zijde weinig borden, en zeker geen oorlogstaal. Dat pleit voor hen, maar toont ook de verdeeldheid. Een enkel bord: Berny for president! Met name in (de buurt van) San Francisco.

Deze tijden vragen om een andere strategie.

Zeshonderd tuinborden van het eigen spaargeld laten drukken als stil protest tegen Trump. Ik moet ook denken aan onze ‘warm showers’ host en vermoeide psychiater Dan in Portland, Maine, wiens tuinbord elke nacht vernield werd en het iedere dag weer optuigde. Indrukwekkend.

Stil protest.

We lopen, bemondkapt en al, over de markt in Granville. Op zoek naar paddenstoelen, beloofd aan onze dochters. Lang wachten bij de viskraam, op zoek naar Palourdes, ons favoriete maaltje. Een spinkrab trekt mijn aandacht. Gevangen in een plastic bak. Wachtend op het kokend water wat zal komen vanavond. Hij of zij opent de mond en lijkt iets te zeggen.

Geen bord in de tuin maar toch. Een stil protest.

ALLEMAAL AARDIGE MENSEN

We parkeren de auto op ‘het plein van de sympathieke buren’. Uit een piepklein huisje komt een dame te voorschijn,  een sigaret nonchalant in haar hand. Witte broek en zacht geel twinset. Ik ben even bang dat Marie, met altijd vieze poten, tegen haar op zal springen. De dame brengt de hond water in een bakje van dezelfde kleuren als haar outfit.

We lopen de kustwandeling in de baai van Mont St Michel. Het hoge water heeft het pad in een modderbad veranderd. We passeren groepen Franse wandelaars, dicht op elkaar, vrolijk lachend en zingend. Onder hen kinderen die op hun blote voeren meelopen. Later zien we een straatnaambordje: ‘weg van de blote voeten’. Vreemd, die voorspellende straatnamen.

Thuis horen we dat met ingang van morgen het leven hier drastisch beknot wordt. Een strenge lockdown, met avondklok bovendien.

We besluiten deze laatste avond van relatieve vrijheid samen met de Fransen te gedenken en rijden naar La Cale. Het notoire ‘slechtste restaurant’ van Frankrijk. De vriendengroep aan de grote tafel voor de open haard is al dronken, lang voor het eten arriveert. Geen mondkapje te bekennen. De baas van de zaak bezoekt elk tafeltje met zijn glas in de hand, zonder kapje. Ik denk aan de auto’s voor de deur en de afstanden die de bezoekers straks nog moeten afleggen. Allemaal met het nodige achter de kiezen en wellicht het een of ander onder de leden.

De zon gaat onder boven de oesterbedden. Nieuwe gasten stromen binnen. De flessen gaan rond, er wordt geklonken, getoast. Weggedoken in een ver hoekje slaan we ze gade. Allemaal aardige mensen. Maar oh wat moet ’t worden met dit land.

KLEINE DINGEN

Een schilderij achter mijn badkamerraam, vanmorgen. De roze vingerige  dageraad van Willem de Kooning.

Een knisperfrisse ochtendwandeling langs zee.

Thuis verder met de vijgenkonfijt. Even later staan vijf wekpotten te pronken op het aanrecht. Tevreden zit ik in de tuin. De zon heeft de zomer nog in het hoofd.

Zonder helm, handschoenen of bril stap ik op de fiets en rijd Joop tegemoet die de heuvels ingetrokken is. We bezoeken een terras aan zee. Warm en loom trekken zomerse taferelen aan ons voorbij. Een Algerijnse familie viert vakantie. Beleefd, welbespraakt en voorkomend. Een klein meisje maakt grapjes met ons.

Alleen het mondkapje van de ober herinnert ons aan het ‘ongewoon zijn’ van deze tijd.

En het verscholen bestaan van onze geliefde buren, als we thuis komen en er geen hartelijke zwaai uit hun richting komt.

Kleine dingen doen veel.

Eilandgevoel

De storm overvalt ons. We ploegen voort in wind en regen. Op de binnenzee een enkele surfer, de kite strak aan de wind.

Ik denk aan mijn boek. “Only in space beauty blooms”.

Een wandeling, een boodschapje.  Een lading onrijpe vijgen konfijten.

Achter mijn bureau, het gouden licht door mijn raam. Oude muren en balken. Ik laat mijn oog langs hen gaan.

Het bestaan hier is als op een eiland. Het selecteert voor mij wat ik doe en niet doe.

Mijn schrijfster bereidt zich voor op afscheid van haar eiland en terugkeer naar de stad. “Values weighted in quantity not in quality; in speed, not stillness; in noise not silence; in words, not in thoughts; in acquisitiveness, not beauty. How shall I resist the onslaught? How shall I remain whole against the strain and stresses of ‘zerrisenheit’?

Ja. een belangrijke vraag. Ook voor de koning, nu hij besloten heeft terug te keren van zijn ‘eiland’?

De oester

In mijn boek ‘Gift from the sea’ ben ik bij ‘de oester’. Lindbergh bekijkt het gevonden exemplaar nauwgezet. Bepaald niet uniek, je komt ze veel tegen. Ook op mijn strand. Echt mooi zijn ze niet. Maar allemaal anders. Sommige zijn glad en strak. Andere hebben knobbels en schelpjes. Kleine uitbouwtjes voor andere zeewezens.
De oester symboliseert voor de schrijfster gerijpte liefdesrelaties. Verliefdheid, samen bouwen aan een gezin en een maatschappelijk positie zijn voorbij. Het familiehuis raakt leeg. De jonge bewoners vertrekken. Voor een eigen leven. De ouders blijven achter in een fort dat zijn tijd heeft gehad. Als een oester met schelpjes op de rug aangespoeld op ’t strand. Leeg.
Is deze lege schelp de inzet van verval, de naderende dood? Of zijn ervaringen in deze periode, tekenen van overgang naar een volgende fase, een groeistuip? Zoals die in de puberteit? Wat kunnen we leren van deze gevoelens, in plaats van ze vermijden, verdoven of ervan in paniek te raken? Onze schrijfster haalt Virginia Woolf aan, die met een zucht van verlichting schrijft: “Things have dropped from me. I have outlived certain desires..I am not so gifted as at one time seemed likely. Certain things lie beyond my scope. I shall never understand the harder problems of philosophy. Rome is the limit of my travelling…”.
Misschien is de middelbare leeftijd de tijd bij uitstek om schelpen af te schudden. De schelp van valse ambities, van materiële wensen, van ’t ego en diens bewapening,
Ik moet aan ons afgelopen weekend denken. Ouders met hun volwassen kinderen lopen drie dagen door de natuur, met hun eigen last op de schouders. Lossen hun eigen ongemakken op, betalen hun eigen rekeningen. Niet meer de unieke en intieme  ouder-kind verhouding. Meer als volwassenen onder elkaar. Dat geeft pijn. Scheidingspijn van die intieme schelp, die ouders met hun kinderen bewonen.
“Perhaps one can at last in middle age, be completely oneself. And what a liberation that would be!”
Ik denk aan ‘mijn’ oester,  het werkje dat tentoongesteld is in Museum De Fundatie. Een gevonden oester, een leeg huis, hergebruikt voor een ander doel. Een nieuw begin. Hoe dierbaar is me dat.

Bloterikken

Jantien de Boer is columniste bij de Leeuwarder Courant. Op de eerste pagina van de zaterdagbijlage Sneon & Snein (zaterdag en zondag, ’t duurde lang eer ik dat door had) observeert ze het dagelijks leven. Scherp, gevat, lief, origineel, kortom: altijd even leuk om te lezen. In haar laatste column heeft ze het over een recent supermarktbezoek. Het viel haar op dat verrassend veel zestigers en zeventigers geen mondkapje droegen. ‘Niet mee bemoeien’, zei ze tegen zichzelf. Maar ze vond het allemaal veel te naakt. Ook bij Ikea viel haar op dat drie van de 10 klanten niet meededen. Opnieuw waren verrassend veel van die bloterikken op leeftijd. Vandaag kreeg ik de kans om te kijken of Jantien gelijk had. Bij de tandarts ging het goed. De baas zelf zong nog steeds tijdens het boren, maar gelukkig had ie nu een mondkapje op en was het minder goed te horen. De receptioniste zat weggedoken achter een superdik spatscherm, daar kon geen aerosool doorheen. Bij de Hema was het net de supermarkt. Sommigen mensen hielden afstand en waren keurig bedekt, anderen botsten grof tegen me op en waren bloot tot op het gezicht. Ik kreeg er net zo’n bewolkt gemoed van als Jantien. Blij dat ik weer buiten was, blij dat ik weer naar huis kon, weg van al die mensen.

Give and take

Ik lees ‘gift from the sea’ door Anne Morrow lindbergh. In 1955 geschreven, met een herziene versie in 1975, heeft voor veel vrouwen over de hele wereld enorme betekenis gehad. Ik heb er met name over gelezen. In quotes en verwijzingen in andere boeken die op mijn pad kwamen.
En toen, vorig jaar, op onze fietstocht dwars door de noordelijke Staten van de VS, kwam ik het in fysieke vorm tegen. We hadden pech. Iets met een ketting. Een aardige fietsenmaker die onmiddellijk tijd vrij maakte. Een boekwinkeltje tegenover. Dat ook nog heerlijke koffie en thee schonk. Daar vond ik het. Tweedehands. Het dagboek van een vrouw. Moeder van vijf en schrijfster van beroep. Ze trekt zich terug aan de zee om na te denken. En hoort de lessen die de zee haar toefluistert. In de vorm van schelpen, dieren en andere zeevondsten. Ze stelt zich vragen over de vorm van haar leven en de inhoud. De veelheid aan taken en verantwoordelijkheden.  En wensen die komen kijken bij een dergelijk huishouden gecombineerd met een professionele baan.
“But I want first of all- in fact, as an end to all these other desires- to be at peace with myself. I want a singleness of Eye, a purity of intention, a central core to my life that will enable me to carry out these obligations and activities as well as I can..”
Geschreven in ’t jaar na mijn geboorte en ik kan me er, nu in 2020 , helemaal in herkennen. Hoe dikwijls vraag ik raad aan de zee en blijft mijn vraag nooit onbeantwoord?
Wat blijft erover voor je kern, waar ’t allemaal omdraait, die dit allemaal moet uitvoeren en begeesteren, in deze veelheid?
Ik liep vanmiddag in de late zon over het strand. De vertrouwde duinenrij is veranderd. Twee enorme gaten in een beschermende rij. Een soort hoogvlakte resteert, met twee eilandjes voor de kust. Kleine tafelbergjes, dacht ik. Met daarachter  nieuwe minigebiedjes begroeit met zeegroentes. Een steile afgrond naar het achterland. Een achterland dat nu oog in oog komt te staan met de volle zee. Risico’s en nieuwe ontwikkelingen.
De zee geeft en neemt. Een simpele eerste les die wij mensen  nog niet helemaal onder de knie hebben.

Kleuren

We zijn de enige gasten aan ’t ontbijt. De mevrouw die ons bedient wil graag haar Corona overlevingsverhaal vertellen terwijl wij ons te goed doen aan American pancakes met stroop. Samen met haar team is de eetzaal gepoetst en opnieuw geschilderd. Zijzelf werd ziek. Erg benauwd, maar dankzij de sauna bleek zuurstof niet nodig. Een wonder.  De wetenschap heeft belangstelling.

Ze tikt ons vervolgens op de vingers vanwege de broodjes die we voor de lunch inpakken. Nergens iets te krijgen langs het pad in deze tijden, mompelen we nog.  

Die broodjes zouden we uren later in t dorpje Echt opeten.

Een prachtige tocht, deels door Duits natuurgebied. Langsfietsende Duitsers begroeten ons hartelijk. Ik maakte me nog zorgen. Deze grens is toch dicht? Wij zijn toch ‘rood’ voor de oosterburen?

Na een tocht van 70 km gaat het team uiteen. Moe maar voldaan. De ene helft terug naar Amsterdam. De andere rijdt zuid-westwaarts. De uitzichten vloeien in elkaar over. Limburg wordt België en vervolgens de hoogvlakte van Noord Frankrijk. Lege wegen, stille vergezichten.

Na groene vlaktes en bossen in herfsttinten begeven we ons nu in een oranje zone die maandag nog geel was. Op grijs gebied, moreel gezien.

De Korenwolf en Born

Mijn bed staat vannacht in Born. Het geboortedorp van het Andere Damesmeisje. Dat is toch wel een belanghebbend feit.

Maar, waar is het dorp?

Laat ik eerst beschrijven hoe we hier verzeild geraakt zijn.

Ons pad voerde vandaag eerst terug op onze schreden, uit Valkenburg terug naar het pad. Rechtsaf onder de snelweg door en daar was de vrije natuur.

Een tocht met vergezichten over groene heuvels waar de aardappels nog bloeien en de wintertarwe verschraalt. Langs holle wegen, diep verborgen in bossen en langs steengroeven. De prachtige Amsterdamse school stijl watertoren,  de Reus van Schimmert uit 1927, domineert het landschap zo een 10 kilometer.

We doorkruisen het leefgebied van de Korenwolf. Een hamster soort die op de Rode lijst van uitstervende dierensoorten staat. Hier, in de weelderige korenvelden van Limburg  leven ze nog maar planten zich onvoldoende voort om de soort op peil te houden. Arme korenwolf.

Sittard komt in zicht lang voor we er zijn. Veel groter dan ik dacht. Rokende schoorstenen achter de heuvels. Langs het kapelletje van St Rosa, patrones van de stad, lopen we de stad in. Het geboekte hotel blijkt aan de andere kant van de stad te liggen. Thuis, bij t boeken, leek dat geen probleem. Er is bovendien een Spa in dat hotel. Dus dat besluit was snel genomen. Nu kijken we op de neus. Nog 7 kilometer, na de al afgelegde 23. Een taxi wordt gebeld. De hond is een probleem. Uiteindelijk rijden we met twee taxi’s. Eentje speciaal voor Marie en mij. Langs wegen met namen als ‘Mitsubishi avenue’. Fabrieken, enorme loodsen langs snelwegen. Vreemde streken. De tocht eindigt bij Hotel Amrath in Born.

Maar hier zong toch ooit de veldleeuwerik? Hier groeide toch het fluitenkruid? Wat is er hier gebeurd sinds het Damesmeisje vertrok?

We duiken in de Spa. Turks bad, sauna en zwemmen een rondje in de buitenlucht. Een groen gazon met een muur erom heen. Daarachter de snelweg. En dat alles in Born. Maar: waar is Born?

Systeemplafond

Opnieuw lig ik in bed.Een eenpersoonsbedje met Marie onder een dekentje op mijn voeteneinde. Een hotel in Valkenburg. Binnenlandse vakantiebestemming nummer 1 in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw, schat ik. Op onze route eerder vandaag begon het platteland vrijwel onmiddellijk na de stadsgrens van Maastricht. Marie draafde blij door de velden. Heuvels, mergelgroeven, valleien en vergezichten op rokende fabrieken in ’t Noorden. Een prachtige tocht die 20 km later eindigde in dit hotel. We kregen welkoms biertjes in de bar. En ’t was daarna ook nog happy hour, alsmaar, tot onze verbazing. Voor ’t dinerbuffet moesten we in een andere zaal zijn. Enorm. Een enkel tafeltje bezet. Een bizarre combinatie van binnenhuis architectuur. Ikea ledlampjes en kroonluchters, industrial lampen boven formica tafeltjes. Kamerbreed tapijt en hout met kleden erover. Armetierige kastjes en design planten potten. Boven dit alles hangt een verlaagd systeemplafond in gebroken wit en oranje. Met bronzen spotjes erin.

Het buffet heeft een hoog doperwten met worteltjes gehalte. Stevige pastasalades en vlees in rijke saus. De kok is over verheugd door onze interesse in de toetjes afdeling. En biedt aan nog meer van stal te halen. Wij zijn geheel tevreden met de chocolademousse.

Er ging iets mis met onze bar bestelling. Onmiddellijk door de staf gecompenseerd met een extra wijntje. En het verhaal achter dit alles. Als een van de weinigen doet dit hotel ’t redelijk goed. Een kleine vaste kern van medewerkers met een wisselende seizoens crew. De vaste kern heeft de Corona tijd benut door de eetzaal op te knappen. Uitkiezen, plannen en uitvoeren.  Dat heeft ze erdoor gesleept en ze tot een hecht team gesmeed.

We bekijken het geheel met andere ogen.

Een schitterend systeemplafond kijkt toe.

Monopolie Amsterdam

Vannacht staat mijn bed in een Zuid Limburgs kasteel. Marie ligt op mijn jas naast me. Morgen lopen we naar de St. Servaas brug in Maastricht en pikken daar het Pieterpad op.

Een ongekend uitje in Coronatijd. De cafe/restaurants in heel Nederland dicht en wij dineren tot ver na 11u. Een gouden tijd voor hotels. Zeker de grotere ketens. We maken er dankbaar gebruik van.

Het busje, voor het kasteel geparkeerd lijkt me wat beteuterd aan te kijken. Hier is ook een bed, en morgenochtend een kopje koffie!  In het keukentje staat een aantrekkelijk pakketje. Bijzondere biertjes met bijpassende kaasjes. Voor bij de terugkeer. Een cadeautje van de mensen van het bijzondere biercafe. Er vloeien tranen , vanmiddag, bij de overhandiging. Komen ze deze lockdown dreun te boven? Het is niet mijn vak maar ik denk met ze mee over alternatieven. Een zaadje lijkt levensvatbaar.

Ik heb een monopolie spel gevoel. Voorzichtige spelers zag ik vaker aan t kortste eind trekken. De Leidseplein opkopers aan de andere kant.

Laat dat ditmaal niet opgaan, alsjeblieft?

Bedgeheimen

De dag beëindigen met een boek in bed. Heerlijk. T schemerlampje aan, een lekker kussen in mijn rug en een warm dekbed om me heen. Hier is even geen corona en slechts een prettige lockdown.

Naast me ligt de E-reader. T scherm is donker. Marieke Lucas Rijneveld’s boek ‘De avond is ongemak’ is uit. Ik voel me er stil van. De pijn, het  onvermogen en de wreedheid van een gezin.

Ik blader nog even door de krant en kom in het cultureel katern van t NRC een bespreking tegen van de film Painted bird. Lang geleden las ik het boek, door Jerzi Kosinski. Hele passages daaruit staan in mijn brein gegrift. Al 40 jaar. Niet getroffen door schoonheid. Maar verpletterd door wreedheid jegens kwetsbaren, de machtelozen der aarde. Mens en dier. Het heeft mijn leven veranderd. Daarna was er iets voorgoed weg.

Voorgoed?

Ik sta stil bij het werk van vandaag. De inkijkjes, de hoop, de vergezichten en de zwarte gaten van de menselijke ziel.

Nee. Niet voorgoed verloren, het vertrouwen. Door scha- en schande ’sadder and wiser’ geworden.

Toekomstwens

De lieve vriendin uit het centrum is hier vanavond. Net na de persconferentie. We zuchten. Met pijn denken we aan de mensen van het leuke café, hun levenswerk. Ze hebben zich goed aan de regels gehouden. De mensen van de heerlijke restaurantjes hier in de buurt. Hun zorgen, die even verlicht leken en nu weer keihard aanwezig zijn. Gaan ze het redden?

Even later hoor ik dat de grens met Frankrijk dicht is. Oranje overal, waar het gisteren nog geel was. Het protesteert in mij. Ik wil naar het wad. Ik wil en ik moet. Het voelt als een noodzaak.

Het leven terug gebracht tot onze huiskamers. Een hele maand. Wat zou Anne Frank daarover zeggen?

Ze brengt cadeautjes mee, de lieve vriendin. Hoe kan ze weten dat dit belangrijke dingen zijn, op dit moment? Knoflook om te planten, in mijn tuintje op het dak. En de rode koffiepot voor in de caravan. We konden hem toen niet kopen, het andere Damesmeisje en ik. Gebrek aan contant geld. We hebben hem verstopt, in de kringloopwinkel om hem ooit te gaan kopen. Ze brengt hem nu gewoon mee. Koffie drinken in de caravan. Uit de grote rode diabolo. Bestaat er een mooiere toekomstwens?

Dreiging

Ik krijg een foto van dreigende luchten boven een geliefd wad. Zwart tegen gebroken wit.

De lieve vrienden uit de Jordaan zijn de gekleurde lappendeken overgestoken. En aangeland in een van de schaarse stukjes ‘geel’ Frankrijk. La Manche. Om daar te komen moet de reiziger door barre, rood en oranje gekleurde streken. Niet dat dat de reiziger zelf zal schaden. Die is immers allang ‘rood’.

Ongewenst reizen. Ook ongewenst aankomen? We zullen het horen.

Uit de kranten spreekt dreiging. Het kabinet staat onder druk. De roep om strenge maatregelen wordt luider. De een nog draconischer dan de ander.

Morgen zullen we het horen, in de persconferentie. Het gaat voor mij een beetje op de eerste golf lijken. Met spanning uitzien naar.

In een ongekend snel tempo krimpt de wereld tot de grootte van ieders huiskamer. Kan mijn reis naar Frankrijk wel doorgaan? Kunnen we wel naar Zuid Limburg om daar een stuk Pieterpad te lopen? Kunnen we wel zus of zo? Of moeten we thuis blijven?  

In Australië is een oplossing bedacht voor wie het daar benauwd van krijgt. En veel geld heeft. Een vliegreis naar ‘nergens’. Een ommetje zoals we dat vroeger thuis deden. Zo maar een ritje maken met de auto, toen dat nog bijzonder was. Om t gevoel weer even te hebben dat je vrij bent. Lekker naar beneden kijken en verwend worden. Er worden zelfs Quantas’ pyjama’s uitgedeeld. Chillen in een dolend vliegtuig.

Het meest schokkende nieuws vandaag nam veel minder ruimte in beslag. Een paar regels slechts. Het Rode Kruis opent een nieuw gironummer. Om wekelijks 3000 huishoudens in Nederland te voorzien van een tenminste een maaltijd per dag. Honger ten gevolge van Corona.

Over dreiging gesproken.

Bevlogen

We bezoeken het paleis op de Dam. Bemondkapt en al.  De Koninklijke prijs voor de schilderkunst is weer uitgereikt. ‘Lekker’, bevlogen werk. “Er is weer hoop voor de beeldende kunst”, schrijft de krant. Ik krijg er zin in.

We slenteren over het plein. Armeniërs die aandacht vragen voor het geweld van Azerbeidzjan in het geschil rond de bergenclave. Een eenzame activist tegen systematisch racisme. Een handjevol toeristen.

We bezoeken de opgesierde kerstboom, de Bijenkorf. Als sociologisch veldonderzoek, haha. Een diversiteit aan mondkapjes in een wereld van weleer. Tassen, juwelen. Cosmetica. Wie taalt er naar? Verweesd loop ik door de droomwereld van mijn jeugd. Met mijn moeder naar de Bijenkorf. Elke keer weer een feestje. Een uitje dat ik met onze kinderen in ere hield. Tot het stopte.

In het begin van dit jaar was ik er nog met het paardenmeisje uit het wilde westen. Ze kocht er een mooie rode jurk.

Later vanmiddag sprak ik haar. Het kleine dappere landje in de oceaan is minder hoogmoedig dan wij. Strenge regels om de schade beperkt te houden. En dat lijkt te lukken.

We kijken en luisteren naar het relaas van een andere emigrant die westwaarts ging. Grünberg en zijn docu-serie ‘Europeaan in New York’. Hij vraagt een oude Braziliaanse met Italiaanse roots waar ze vandaan komt. “Daar,  waar ik wil sterven, daar kom ik vandaan. Bij de zee”. Hij spreekt een lid van het Lenape volk. De oorspronkelijke bewoners van Manhattan. Hun taal is nog steeds aanwezig in de stad, voor de kenners. Zij beschouwen planten als hun voorouders, als familie. Respectvol, voorzichtig. Neem slechts wat je nodig hebt. Vervang en verzorg het als je kinderen.

We zijn klaar voor David Attenborough op Netflix. De nog steeds krachtige 93 jarige kan niet stoppen met benadrukken dat we het moeten inzien, dat we iets moeten doen om de aarde te redden. Stoppen met groeien als soort. De natuur weer wild laten worden, de diversiteit terug.

Een laatste boodschap van een bevlogen man, een oude Indiaan die zijn planten streelt en een eenzame betoger op de Dam.

Daarvan moet onze arme wereld het hebben.

Reizen van binnen

De digitale bezoeker laat me haar tekening zien. Op een groot vel papier staat een vrouwenfiguur, wijdbeens en in verkort perspectief, getekend in houtskool. In haar handen houdt ze een pistool schijnbaar op de kijker gericht. De loop lijkt uit het platte vlak te steken. Aan haar arm bungelt een keurig damestasje.

Het beeld blijft me de verdere dag bij. Ook als ik na het werk nog even het atelier in duik om aan mijn laatste schilderij te werken. Ik pas de horizon wat aan, voeg her en der nog wat kleur toe en fixeer de krijtstrepen waarmee mijn vrouwenfiguur gebonden lijkt te liggen.

Hoe is die op mijn doek verschenen, vraag ik me af

?

Vrouwen en hun geschiedenis.

Soms is er meer dan je kunt waarnemen.

De vrouw op mijn doek heeft zich gewikkeld in een deken uit de hoogste bergen. Ze is in winterslaap. De koude om haar heen deert haar niet. Er is immers altijd die gloed.

Ze droomt over warmte, bloemen, de natuur. Ze loopt opnieuw over die bergpaadjes. Ze rent verder over het strand met meerdere honden aan haar zijde. Moeiteloos doorkruist ze het wad. Naar de eilanden. Noordwaarts gaat het. In alle windrichtingen.

Een van mijn ‘oude’ moeders vertelde me ooit, in het bergland aan het meer waar we in het ijskoude water sprongen, over ‘reizen van binnen’. Wat ze steeds meer doet. Ze ziet hoe ze later in haar schommelstoel zit en reist van binnen. Naar het meer, naar het koude water. Naar ons die voor haar zitten. Ik voel haar hand op mijn schouder.

Is dat niet prachtig?

Ongemak

Ik heb kaartjes gekocht. Dit keer ben ik er snel genoeg bij om twee van de dertig beschikbare te scoren. We fietsen door de nog steeds natte stad naar de Nes. Hier op de plek waar ooit het Sint Barbara klooster stond, zetten we de fietsen voor Frascati. Dit kleine theater loopt al mijn hele leven mee. Zo voelt het althans. Toch lees ik op de site dat het pas in 1981 geopend werd in zijn huidige vorm. Een restaurant met dezelfde naam en een aantal zaaltjes. Ik herinner me hoe we, in onze eerste jaren hier gingen eten. De uitbundige sfeer, het onovertroffen cafe eten, de wijn, de opwinding van het ‘midden in het leven staan’.

De grote zaal, met de mysterieuze balkonnetjes. Ik stelde me voor hoe daar, in de hoogtijdagen in de 19e eeuw toen hier wel 1900 mensen konden zitten, het publiek zich over de balustrades boog om beter te kunnen zien.

We melden ons bij het zaaltje van voormalig theater De Engelbak, iets verderop in de Nes. Het cafe is gesloten. We mogen er wel even zitten. Meer gemaskerde bezoekers voegen zich bij ons. Het lijkt eerder alsof we op een trein wachten dan we op theater bezoek gaan. De kleine zaal is leeg op een paar plukjes stoelen na, in tweetallen dichterbij elkaar geplaatst. Hierdoor ontstaat een intieme sfeer. Het onderscheid tussen podium en zaal ontbreekt.

Discordia speelt een stuk over Nabokov. We hebben eerdere voorstellingen gezien over andere schrijvers. Associatief, improviserend, zoekend. Geen makkelijk ‘vermaak’.

Ooit las ik Lolita en Pnin. Zelfs een biografie van de schrijver. In de tijd dat Lolita een fout boek gevonden werd. Het is weg. De associaties blijven nergens aan haken in mijn brein. Voor altijd verloren.

Een groepje bezoekers meent in de verkeerde voorstelling te zitten en verlaat de zaal. Een fotograaf beweegt zich tussen spelers en publiek. We zijn een geworden. Ik voel hun spanning, ongemak.

‘De avond is ongemak’. Ik moet aan mijn boek denken dat thuis ligt te wachten. Het levensverhaal van een jonge vrouw uit een streng gereformeerd milieu die als eerste Nederlandse hiermee de Bookerprijs wint. In een interview wordt gevraagd naar haar ouders’ reactie. Onbegrip, nog steeds. Ongemak.

Met een soortgelijk gevoel fiets ik naar huis. De lege Dam, op een politiebus na. De Bijenkorf als een misplaatst opgetuigde kerstboom in de mist.

Niks knus aan, ook niet echt erg. Slechts ongemakkelijk.

Ver van huis

Het regent opnieuw hard als ik naar de tandarts fiets. De altijd drukke route over het stationsplein ligt er verlaten bij.

Ze staat me op te wachten. De vrouw uit Wit-Rusland die al 30 jaar mijn tandarts is. We praten even bij. Het is immers, door de crisis, een poos geleden. Ze blijkt amper jonger te zijn dan ik terwijl ik meende dat ze piepjong was, toen ze net in Nederland aangekomen was en onder de hoede van onze oude tandarts, een kans kreeg haar Russische papieren erkend te krijgen. Ze is nooit terug gekeerd naar huis, na een studiereis. Alles achter moeten laten. In de loop der jaren krijg ik soms brokjes geschiedenis te horen. Ze gaat graag naar Milaan. De sfeer daar doet haar denken aan thuis. Een elegante stad, dichtbij de bergen. Het stadsplein, de winkels, de drukte en het straatleven. Ze is altijd alleen gebleven, die leuke vrouw met de blonde krullen. Haar vak is haar leven en ze hoopt het nog lang vol te houden.

Ik moet denken aan een andere jonge vrouw. De Armeense die in Nederland crowd funding heeft opgezet ten behoeve van een zwaar geteisterd dorpje in haar geboorteland. Haar vader geboorteplek. Als klein meisje is het gezin in de jaren 90 gevlucht. Na 6 jaar in een AZC gewoond te hebben, vonden de ouders en broer werk in een fabriek terwijl zij is gaan studeren. Om diplomaat te worden.

Terwijl ze nu terug in Armenie werkt aan het opbouwproject breken de recente rellen uit. Het oude geschil tussen Armenie en Azerbeidzjan over een bergregio is opgelaaid. Ik hoop dat ze veilig is.

Ik fiets terug naar huis door de aanhoudende regen. Naar mijn warme thuis. Zonder dat er bommen vallen. Er heest slechts corona.

Donkere wolken

Het regent als ik wakker wordt. Grijze wolken hangen laag en zwaar over de natte stad. In het park zijn mijn schoenen al snel kletsnat. Voor Marie maakt het niet uit of de wolken donker zijn.  Zwemmen of ravotten door het natte gras. We komen de lieve hondenoppas tegen. Een uitbundige begroeting. Nat en puur hondengeluk.

Thuis lees ik de krant. Het nieuws voelt als de zware, natte wolken.

Er schijnt zoiets te bestaan als COVID long. De chronische nasleep. Neurologische klachten die niet weggaan, zelfs erger worden. Een leger van gehandicapten.

Een artikel over andere gevolgen van Corona. Democratie als het, mijn inziens, grootste slachtoffer van de pandemie. Een opsomming van staten die de crisis hebben aangewend om de democratische beginselen op te schorten of te wijzigen. Met als enig lichtpunt Belarus. Daar waar wanbeleid rond Corona het politieke protest versterkte en uitgroeide tot een massale roep om verandering.

En natuurlijk de berichten over de toestand, of vermeende toestand via Trump. Nieuws of nepnieuws van linker of rechterzijde. Wantrouwen gecreeerd door persoon in kwestie. Meer aandacht is het hier niet waard.

Tenslotte, vanavond op de bank met Marie luister ik een podcast, van De Correspondent. Over de Verenigde Staten. Voorbij de democratie, nu geregeerd door een stelletje boeven (kleptocratie) en op weg naar een autocratie.

Buiten onweert het. Binnen luidt de noodklok. “Op het stembiljet staan niet langer links of rechts, progressief of conservatief. Trump of Biden. Op het stembiljet staan de verkiezingen zelf”.

Heel donkere wolken pakken samen boven de wereld.

Wollig

Ik kocht onlangs een nieuwe trui. Een donker blauwe. Blauw, het nieuwe zwart. Van gerecyclede wol, bleek toen ik het labeltje nader bekeek. Dat maakt de aankoop meteen een stuk verantwoorder.

Na het lezen van een onthutsend artikel ben ik anders over wol gaan denken. In Australië, de grootste wolproducent, worden schapen systematisch mishandeld bij het scheren. Die wol verdwijnt naar de goedkope merken die in al onze winkelstraten te vinden zijn. Bloed aan je oh zo leuke truitje.

Wol gaat heel lang mee. Zo’n 80 jaar. Een gek idee. De kindertruitjes van mijn moeder zouden nog kunnen bestaan en gedragen worden. Als ze bewaard zouden zijn. Maar dat gebeurt niet. Die miljarden schapen maken wol en die moet verkocht. Wij worden aangespoord om alsmaar nieuwe kleding kopen. Dat noemen we ‘economie’.

Van onze AI en duurzaamheidsdeskundige horen we bevestigd dat het echt zo langer niet kan. Dat het 1 minuut voor 12 is, maar we zien het niet. Te dichtbij de ramp om het waar te kunnen nemen.

De enige manier om de schade te beperken is, in ieder geval in Europa, alle voedsel productie in zee en het land beschikbaar voor de mensen. Terug naar het eten van schelpdieren en wieren, zoals de oermens die aan de kusten leefde. Wij in Normandië doen graag ons best.

In Afrika zullen de dieren juist wel los rondlopen. Vlees is de belangrijkste eiwitbron daar. Er groeit verder weinig.

Van alle dieren is slechts 5 %wild. De rest is gedomesticeerd en onderworpen aan onze wil. Zoals bekend produceren die met zijn allen een enorme CO2 uitstoot. Als het vee er niet meer is, lossen we dat probleem ook een beetje op.

Maar wat heeft dat met mijn nieuwe trui te maken?

Bewaar al je oude wollen spullen. En lever ze in bij bedrijfjes die inmiddels ontstaan zijn om er nieuwe garens van te maken. Benut kunstenaars en designers om iets moois te creeren. Zo gaat je nieuwe aankoop 80 jaar mee.

Of is dat allemaal slechts wollige praat?

Wassen neus

Ik heb mijn notitieboekje maar weer tevoorschijn gehaald. Vol met krantenknipsels en aantekeningen. Verzameld materiaal voor de blog over de eerste COVID-19 golf. Van begin maart tot begin juni hield ik immers een dagelijkse blog bij, 101 afleveringen. Ik meende het te kunnen opbergen.

De dag begint met de kranten en een loopje VP waar de yogalessen weer volop aan de gang zijn.

‘S middags een rondje Jordaan. In de plensregen lopen we door de Hazenstraat. Ach, ooit bekend terrein. Café Sarein  is er nog.  De smalle straat vol shoppende stelletjes. In elke winkel is er het weifelende moment en een snelle blik op andere bezoekers. Kapje op de neus of niet?  

We bezoeken galeries waar de Unseen foto’s hangen. Bij de Zwitserse Bildhalle gaat de kap op de kin. Japanse foto’s met sake. We spreken de fotograaf. Het blijkt een Terschellinger. Gefascineerd door de Indische geschiedenis van zijn ouders en de Japanse overheerser. Geen wassen neus.

Voldaan keren we huiswaarts. Het fotoboek onder mijn arm geklemd.

Thuis lees ik de laatste kranten. Het grappigste nieuws? Madame Tussauds zet Trump met zijn wassen neus in quarantaine.

Verstuurd vanaf mijn iPad

Dingetje

Onze dochter neemt ons mee uit eten. Om haar promotie te vieren en als dank voor onze steun. We zijn ontroerd.

Ik wil haar een cadeautje geven. Een boekje wat mijn denken prettig opgeschud heeft, de laatste tijd. Om niet weer in de verleiding van het Foute Bedrijf.com te komen, wandel ik met de hond naar de lokale boekwinkel.

Ik ben er al een poosje niet geweest. De ingang is geblokkeerd door een groot meubel vol ontsmettingsmiddelen. Gels, doekjes, spuitbussen en handschoenen. Ik zie niets vermeld over mondkapjes, dus stel ik deze vraag aan de dame achter het plexiglas bij de kassa. “Ja, we willen graag dat u uw mondkapje draagt”, antwoordt ze terwijl ze snel t hare opzet. Niet zo maar een kapje. Een hele grote, van plastic. Je zou er ook mee naar de maan kunnen vliegen. De hond wordt er bang van en begint te grommen en te blaffen. De overige klanten kijken op uit hun boek, zonder mondkapje, zie ik nu. Ik vraag waar ik de essays kan vinden. De dame probeert me de weg te wijzen maar de hond vindt haar, achter de kassa vandaan, wel heel erg eng. Met een omweg verdwijnt de dame achter in de winkel, maar kan t kennelijk niet vinden. De collega wordt er bij gehaald. Ook hij draagt een maankap. Als ik na een poosje stilte voorzichtig vraag of ze het kunnen vinden, hoor ik afgemeten zeggen: u bedoelt zeker die over ironie? Nee, die hebben we niet. Teleurgesteld verlaat ik de winkel.

Ilja Pfeiffer’s essay over de rol van ironie in het openbare debat. Ik had t haar graag vanavond gegeven.

Ironie, die oh zo vermakelijk alle betekenisgeving en betrokkenheid in het publieke debat kapot kan maken.

Maar afwezigheid van ironie in het alledaagse, persoonlijke leven is ook een dingetje.

Zeer korte Damesmeisjes Dingetjes

Een rusteloze dag 28-9-20

Elk kind kon de laatste twee weken al zien dat de doorgetrokken lijnen van de dagelijkse grafiek de blik naar de hemel voert inplaats van ergens boven de horizon. De cijfers schreeuwen al enige tijd boekdelen.

Hoewel te laat naar mijn gevoel, overvalt het nieuws over de maatregelen me toch.

De persconferentie. De twee mannen, de doventolk. We zijn terug bij af.

Maar ook niet.

Een lange dag voor me. Een vrije dag. Ik heb me erop verheugd. Ik zit vol met plannen.

En nu valt het stil.

Vriendinnen en vrienden in verre landen en in nu onbereikbare provincies. Gevat in beeldschermen.

Een onzichtbare barrière zet me vast. De stad ligt er onveranderd bij. Druk en toch stil. Nadenken over elke stap. Geen onwrikbare verordening maar een stroperige vertraging stolt het dagelijkse leven.

Geen gezellige ‘cocooning’ zoals tijdens De Eerste Golf, maar een armoedig eilandbestaan.

Op de bank met Marie, mijn trouwe viervoeter. Die heeft nergens last van. Ditmaal ben ik de rusteloze.

Piepklein leed 29-9-20

Als de rust die dag eindelijk gekomen is, lees ik een boek over een meisje dat haar jeugd in bomen doorbrengt, in sloten en weilanden. Tussen de dieren, van klein tot groot. Ze wordt als een beetje gek beschouwd.

Ik hoor een bons en mijn lievelingspoes, de gezellige mollige ‘Zwarte’, loopt voor me te paraderen met iets in haar bek. Ze verstopt zich vervolgens op een stoel onder de tafel. Haar zus Ali staat aandachtig te kijken, iets verderop.

Als ik dichterbij kom zie ik het. Een klein kopje, pootjes en een staart steken uit haar bek. Hartstilstand, denk ik. Geen bloed.

Dan neem ik een zacht maar indringend geluid waar, haast zangerig. Het vult de hele ruimte. De smeekbede van de muis.

Snel pak ik een poezen bakje en vul het met t lekkerste hapje wat ik kan vinden. Dat werkt. Zwarte poes kan de verleiding niet weerstaan en hapt toe. De muis springt op de grond en rent weg. Helaas is dit het moment waarop zus Ali zat te wachten. Een sprong en ze rent met muis en al naar buiten. Ik stuur de hond achter haar aan. Marie, onmiddellijk wakker, ziet dit als een buitenkansje. Ik hoop te bereiken dat de poes de muis loslaat als ze vlucht voor de hond. Zo is de hiërarchie.

Ik weet niet hoe het afloopt daarbuiten.

Terug op de bank kan het boek me niet langer boeien. De hulpkreet van de muis zingt na in mijn hoofd.

Beetje gek, toch?

Vergeten 30-9-20

We gaan weer naar t theater, voor het eerst sinds lange tijd.

Met de lieve vrienden uit de Jordaan hebben we een voorstelling gekozen in het theater aan de buitenste Singelgracht. Met het leuke café.

Maar dan komen de nieuwe maatregelen. En het kleine theater behoort niet tot de uitverkoren 10 culturele instellingen die meer dan de verordenende 30 bezoekers mogen ontvangen. De 90 verkochte kaartjes worden verdeeld in drie groepen: een extra vroege voorstelling, de geplande en een groep afzeggingen. We hebben geluk en komen in aanmerking voor de vroege uitvoering. Ik denk aan de acteurs die nu, zonder pauze, tweemaal op moeten. Helaas is het tijdstip voor mij te vroeg. De plicht roept dan nog.

Dan maar een etentje, bij ons thuis.

De tafel wordt Corona-proef gedekt. De alcohol begrensd. De gesprekken persoonlijk. Aan het einde van de avond staan we elkaar nog een stukje meer nader dan tevoren.

En hoe is het met de fysieke afstand?

Er schijnt een ‘vijand’ te zijn. We weten het. Maar, anders dan in de eerste golf, zijn we hem zo weer vergeten.

Hoogtepunt 1-10-20

De net bevallen verpleegkundige heeft nog tot november vrij voordat ze weer aan t werk moet. Ze heeft t allemaal goed uitgedacht. Extra verlof opgenomen om bij te komen van de geplande keizersnede. En van een drukke kraamperiode als alleenstaande met twee kinderen. Vooral niet te vergeten, van de hectische tijd voorafgaande aan de geboorte. Haar tijd op de corona-afdeling van een groot hoofdstedelijk ziekenhuis. Ze ging met verlof op het hoogtepunt, qua besmette patiënten. Met koffie en taart als afscheid hoopte ze de collega’s pas terug te zien in rustiger tijden.

Ze stuurt me een foto van die collega’s, anno oktober 2020. In plastic verpakt en met een spatscherm voor, lachen een aantal verpleegkundigen me toe. Welkom in de tweede golf. Verwacht hoogtepunt: tussen november en februari ’21.

Neanderthaler – 2 oktober

De Gewone Jongen begon ermee. De slaapkamerdeur op een kiertje zetten na nachtelijk toiletbezoek. Die ene keer was genoeg voor simpele kattenhersentjes. Vanochtend maakt een kirrend geluidje me wakker. Tashi geeft met haar grote ronde ogen aan dat het tijd wordt om op te staan. Nooit kan ik haar smeekbedes weerstaan. Ik loop naar beneden en doe de boerenkeukendeur voor de helft open. Voor mijn ogen ontvouwt zich een mistige wereld vol met het geluid van dikke regendruppels. Een leger meeuwen bevolkt het weiland. Ze vliegen allemaal op als Tashi naar buiten springt en hard rennend de tuin in verdwijnt. Terwijl ik me aankleed luister ik naar Radio 1. Een opgewonden discussie over iemand die positief op corona is getest. Wat dat betekent voor de verkiezingen. Ik roep het nieuws naar de Gewone Jongen, nog diep begraven onder het dekbed. ‘Ik geloof dat Trump corona heeft’. Een paar minuten later kijken we samen naar het laatste nieuws. Trump twitterde het bericht zelf.  ‘Dat is geen toeval, dat is opzet’, sombert de Gewone Jongen. Mannen als Bolsonaro en Trump die kiezen voor gezichtsverlies? Ik geloof er niets van. Ik moet denken aan een recent artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Nature. Volgens een Duitse onderzoeker heb je drie keer zoveel kans om aan de beademing terecht te komen als je een specifiek gen hebt. Het Neanderthaler gen.