Ver van huis

Het regent opnieuw hard als ik naar de tandarts fiets. De altijd drukke route over het stationsplein ligt er verlaten bij.

Ze staat me op te wachten. De vrouw uit Wit-Rusland die al 30 jaar mijn tandarts is. We praten even bij. Het is immers, door de crisis, een poos geleden. Ze blijkt amper jonger te zijn dan ik terwijl ik meende dat ze piepjong was, toen ze net in Nederland aangekomen was en onder de hoede van onze oude tandarts, een kans kreeg haar Russische papieren erkend te krijgen. Ze is nooit terug gekeerd naar huis, na een studiereis. Alles achter moeten laten. In de loop der jaren krijg ik soms brokjes geschiedenis te horen. Ze gaat graag naar Milaan. De sfeer daar doet haar denken aan thuis. Een elegante stad, dichtbij de bergen. Het stadsplein, de winkels, de drukte en het straatleven. Ze is altijd alleen gebleven, die leuke vrouw met de blonde krullen. Haar vak is haar leven en ze hoopt het nog lang vol te houden.

Ik moet denken aan een andere jonge vrouw. De Armeense die in Nederland crowd funding heeft opgezet ten behoeve van een zwaar geteisterd dorpje in haar geboorteland. Haar vader geboorteplek. Als klein meisje is het gezin in de jaren 90 gevlucht. Na 6 jaar in een AZC gewoond te hebben, vonden de ouders en broer werk in een fabriek terwijl zij is gaan studeren. Om diplomaat te worden.

Terwijl ze nu terug in Armenie werkt aan het opbouwproject breken de recente rellen uit. Het oude geschil tussen Armenie en Azerbeidzjan over een bergregio is opgelaaid. Ik hoop dat ze veilig is.

Ik fiets terug naar huis door de aanhoudende regen. Naar mijn warme thuis. Zonder dat er bommen vallen. Er heest slechts corona.