Vandaag is het opnieuw afscheidsdag. Van de zee, het wad. Het knusse huisje en het simpele leven aan een vergeten kust. Het went nooit, dit afscheid nemen.
De buren staan als maanmannetje en -vrouwtje aan het hek. Verborgen achter enorme ei- vormige harde bolle maskers, verscholen in grote jassen alsof het virus aangetrokken wordt door lichaamscontouren.
In de nacht luister ik naar de storm en heb de sensatie dat ik breed uitgestrekt onder het hemelgewelf lig, reikend van de riviermonding in het noorden tot aan de stad op de rots in het zuiden.
We rijden noordwaarts op lege wegen.
Onderweg doe ik mijn vergeten administratieve klusjes. Afscheid van het leventje zonder ‘moeten’.
Ik begin een lang uitgesteld maar noodzakelijk karwei: het opschonen van mijn adresbestand. Decennia van opgestapelde telefoonnummers en e-mailadressen. Ze passeren allemaal de revue. De lang-vergetenen, de ex clienten, de oud collega’s, de doden, de verlorenen. De verdwenen geliefden, lang opgeheven stellingen, loodgieters en bootreparateurs. Ik roep ze op en verwijder ze. Voorgoed, vaarwel. Afscheid.