Het boekje De schrijfster van Dick Bruna ligt al vele jaren op mijn bureau. Het staat symbool voor een gebeurtenis toen ik een meisje van ongeveer 10 jaar oud was. Ik zat in de vierde klas van de lagere school en we moesten een opstel schrijven. Toen meester Walraven de volgende dag mijn opstel teruggaf met een cijfer, zei hij: ‘Jij wordt later schrijfster.’ Ik herinner me tot op de dag van vandaag hoe trots ik was. Schrijfster worden, dat was wat ik wilde!
Misschien kwam dat door mijn vader, Leo M. Meuris. Want in diezelfde tijd schreef hij, een dorpsjongen die nog nooit uit Limburg was weggeweest, het boek: Ontmoetingen onderweg. Het vertelt over een man die, op het moment dat de klok stilstaat, zijn sandalen aantrekt en gaat zwerven door Europa en allerlei avonturen beleeft. Maar tussen de zinnen door gaat het ook over mijn romantische vader, die het liefst schrijver en kunstschilder had willen worden. Die droom stierf een stille dood, want hij kreeg een groot gezin dus er moest brood op de plank komen.
Ik wilde dus boeken schrijven, net als mijn vader, en besloot daarom om Nederlands te gaan studeren. Maar ook mijn droom ging aan diggelen. Als oudste meisje in een katholiek milieu bleek dat niet de bedoeling, naar de universiteit gaan was alleen voorbehouden aan jongens. En zo ging ik, zeer tegen mijn zin, al op mijn 17e werken, leerde typen, stenograferen en notuleren, en werd secretaresse. Al gauw kreeg ik door dat woorden geven aan wat ik van dingen vond er niet in zat, ik schreef vooral op wat andere mensen dachten en zeiden. Dankzij de tweede feministische golf brak na 15 jaar administratief werk het glazen plafond. Ik werd beleidsambtenaar bij het stadsdeel Osdorp en maakte al snel carriere in allerlei leidinggevende functies.
En toen kwam ik op De Nieuwe Ooster terecht. Ik wist meteen met grote zekerheid dat dit mijn bestemming was. Maar wat ik me in het begin niet realiseerde was hoe bijzonder het was dat er een vrouw aan het roer stond van de grootste begraafplaats van Nederland. Daar wilde men meer van horen en al gauw volgde de vraag van vakblad De Begraafplaats om columnist te worden. Andere vakbladen volgden, en zelfs het dagblad Trouw bood me een jaar lang een podium.
Het kon niet uitblijven, een oude wens kwam weer tot leven. Ik wilde schrijfster worden! En concreet: ik wilde een boek schrijven over De Nieuwe Ooster. Maar ook nu ging het anders. Een bekende Amsterdamse uitgever wilde wel mijn idee en materiaal, maar zelf schrijven? Geen sprake van, daar had hij eigen mensen voor! En vervolgens, ik was inmiddels verhuisd naar het noorden van Friesland en met pensioen, ging iemand anders met een goed idee van me aan de haal. Vanaf dat moment ben ik andere dingen gaan doen.
Het is 2022. Juist op het moment dat ik het gevoel heb creatief een beetje dood te bloeden, komt het boek The Artists’ Way van Julia Cameron op mijn pad, een wereldwijde bestseller over het herontdekken van je creatieve vuur. 12 weken lang werkte ik een dag in de week aan allerlei opdrachten. En al bij het eerste hoofdstuk werd duidelijk dat ik maar 1 ding wilde: een boek schrijven over De Nieuwe Ooster. En: ik wilde niet meer afhankelijk zijn van andere mensen. Nogal overmoedig besloot ik om dat boek dan maar zelf uit te geven.
Het is de laatste week van de cursus. Julia Cameron eindigt hoofdstuk 12 met de woorden: ‘En nu ben je klaar en nu zal je eens wat gaan beleven de komende week’. En zie wat er gebeurt. In de week erna krijg ik een mailtje in mijn mailbox van een onbekende organisatie uit Leeuwarden. Het is een uitnodiging voor een workshop boeken uitgeven. Die workshop wordt gegeven door een enthousiaste Friese uitgever, die maar een ding wil: mooie boeken maken. Maar dan moeten die boeken wel over Friesland gaan of in de Friese taal. Maar, zegt de enthousiaste man, als je vragen hebt kan je me altijd mailen en zeggen: Hé Eddy, ik heb een idee.
Dat was precies wat ik deed, want ik had namelijk wel een idee, maar geen idee hoe ik dat moest aanpakken. De enthousiaste man belde me, we maakten een afspraak en spraken samen een uur lang over de opzet van het boek. Op het einde van het gesprek zei hij: ‘Zet dit maar op papier, dan spreken we elkaar over een maand weer’. Verbluft vroeg ik wat hij bedoelde. ‘Het lijkt me een mooi boek, ik zie dat wel zitten’, was zijn antwoord.
En zo besloot een enthousiaste Friese uitgever de provinciale grenzen te overschreden. Hij gaf vorm aan het boek dat in mijn hoofd had. Ik kon vertellen over de belangrijke cultuurhistorische betekenis van de begraafplaats waar ik directeur was. Ik kon laten zien hoe complex de bedrijfsvoering is en hoe belangrijk deze maatschappelijke taak. En ik kon een ode brengen aan de mensen die werkten en werken op De Nieuwe Ooster. Zeventien jaar deelde ik met hen lief en leed. Dankzij hen had ik de mooiste baan van Amsterdam.
Als ik groot ben word ik schrijfster
En ik schrijf dan elke dag
Over dingen die ik hoorde,
Die ik zag of zelf bedacht.
Afgelopen vrijdag vond de presentatie van Waarachtige Verhalen plaats. Ik vertelde dit verhaal, terwijl het andere Damesmeisje me vanaf haar zitplek bemoedigend toe knikte. Toen ik ’s avonds thuiskwam, liep ik naar mijn boekenkast, en zette mijn boek Waarachtige Verhalen naast Ontmoetingen Onderweg, het boek van mijn vader. De cirkel is rond.
Meer weten? www.uitgeverijlouise.nl