De hele middag vliegen formaties gakkende ganzen over. Soms richting het Wad, soms richting binnenland. Een winterkoninkje kwettert opgewonden vanuit de klimop. Iets verderop klinkt getimmer, een grote bonte specht vergroot het vlieggat van een nestkastje. Ergens is iemand aan het boren, er zijn bezemgeluiden, vanaf de straat roepende kinderstemmetjes. Het zijn vertrouwde dorpsgeluiden.
Het zonnetje is mild, de lente ontluikt. Tijd voor mijn zwarte klompen, mijn oude jasje, mijn snoeisnaar. Als eerste moet de oude, half ingestorte wilgenboom eraan geloven. Grote takken verdwijnen op de takkenril, de kleinere, in stukjes geknipt, in de groene bak. Ik geniet van mijn eigen veilige idylle, maar onvermijdelijk dwalen mijn gedachten steeds af naar de onthutsende gebeurtenissen van de afgelopen dagen. Het lijkt wel op het begin van de coronapandemie. Ook toen volgden we gespannen het nieuws. Ook toen hadden we compassie met de getroffenen, maar maakten we ons ook zorgen over de consequenties voor ons eigen leven. Ook toen hing er een grote dreigende wolk.
Maak de sancties zo zwaar als kan, denk ik al knippend, ik trek gewoon een extra dikke trui aan als ’t gas niet meer stroomt. Wat een moed, die president, wat een toespraak, dan kan Europa toch niet achter blijven? Maar ook: wat een schrijnende tegenstelling als het gaat om de opvang van vluchtelingen. Die uit Afghanistan liever niet, en nu staan alle deuren wagenwijd open. Ik voel een opkomende boosheid over het gezeur van de afgelopen tijd, dat we onze feestjes missen, dat we nu eindelijk wel weer eens op een terrasje willen zitten, dat onze vrijheid is afgepakt.
Hoezo onze vrijheid afgepakt? Niet zo ver bij ons vandaan, oostwaarts, zit een absolute gek, die zojuist het woord ‘kernwapen’ heeft laten vallen. En westwaarts richting het ultieme land van vrijheid, zijn over niet al te lange tijd weer verkiezingen en dreigt een andere gek het voor het zeggen te krijgen.
Ik kijk omhoog naar weer een grote groep ganzen. Ze vliegen nog steeds naar oost, ze vliegen nog steeds naar west, net als in dat passende lied Over de Muur van Klein Orkest. Gewoon, omdat ze willen vliegen, omdat ze willen zijn.
I wish I was a bird.
.