De zevende hemel
Ik lig te rusten in de zevende hemel terwijl de Amelandse vuurtoren haar licht door de kamer zwenkt. Een twee drie pauze en weer opnieuw gaat het, als een baken aan de oude kustlijn van het ooit verzwolgen land.
Ik lees Storegga door Elisabeth Filhol, over een beving in de bodem onder de huidige Doggersbank en de tsunami die daarop volgde. De vruchtbare vallei tussen Noord Europa en het VK zonk naar de diepte om nooit meer boven te komen. En met haar de wolharige mammoet, de sabeltandtijger en andere inmiddels mythisch aandoende dieren.
Achtduizend jaar geleden. De randen van de grote kom werden weggevaagd, uitgehold en lieten hier aan de noordkust een kwelderland ontstaan.
De schijfster/wetenschapper verdedigt in deze roman de stelling dat niet alleen in Groningen de aarde beeft. Ook op veel andere plekken rond het bekken is de bodem onrustig, alleen worden deze metingen niet gecoördineerd en blijft wat de oorzaak zou kunnen zijn, onzichtbaar. De bodem is als een speldenkussen, met alle diepteboringen naar olie en gas, tot op drieduizend meter diepte. De aarde reageert erop.Er rommelt iets.
Het zwenkende licht trekt mijn aandacht naar dat gebied, daar buiten. Naar die eindeloze zee en de aardplaten daaronder. Arme, getormenteerde aarde.
De oude plankenvloer onder mijn bed steunt en kraakt door het geweld van de noordenwind op het lange dak. Mijn aandacht zakt lager, naar de onderkant van die vloer. De schilder en timmerman zijn bijna klaar en de hemel straalt boven mijn keukentje. Hemelsblauw.
Ik denk terug aan de spontane ontmoetingen vandaag onder het stralende blauw, aan de opkomende zon boven de Waddenzee. Sneeuwklokjes die hun kopjes oprichten in een lente-achtig zonnetje. Met de buurvrouw in de brommobiel naar de visboer, met 60 kilometer per uur over het mooiste weggetje in een stralend zonnetje.
En bovenal denk ik terug aan de ondergaande vuurbal in het westen na een dag genieten met het andere Damesmeisje
Ik ben in de zevende hemel.