Ergens in een weitje roept een bezorgde vader zijn kind dat in een boom verderop zit, wapperend met onervaren vleugeltjes en klagelijk tsjilpend.
Katten sluipen rond de bomen. Onze kattenliefde kost jaarlijks 17 miljoen vogels het leven, lees ik.
Een kraai vliegt over en verjaagt de katten. De merels zwijgen wijselijk. De krassende zwarterik lust ook wel een jong vogeltje.
In een ander weiland leert de hond dummies die sprekend lijken op aangeschoten eenden en ganzen, keurig naar de baas brengen. Uit een random neergegooide serie kan ik Marie al aardig sturen richting degene die ik wil dat ze ophaalt. Zonder aanwijzen of duwen. Puur door rust en aandacht.
In weer een andere wei, in Canada, komt de protestmars van jongeren tegen de Chinese overheersing van Tibetanen aan. Tien dagen hebben ze gelopen, onder slechte omstandigheden.
In het VP verzamelt zich, op het favoriete weitje, ook deze dag weer een handje vol mensen tegen de onderdrukking en uitbuiting van de Oeigoeren.
De hond blaft tegen mensen met een afwijkende vorm. protestbord, gitaar of skateboard op de rug of een uitbundige hoed op t hoofd. ‘Anders’ is eng.
We zien een Deense IFFR film, ‘Persona non grata’ over stigmatisering en uitstoting in een boerengemeenschap.
In mijn hoofd verblijf ik in een geliefd weitje, met uitzicht op het noorden. Daar in Friesland, waar wij als stadse kinderen leerden wat een kilometer is, zoals mijn geliefde broer vanmorgen aanhaalt. Een kilometer uitzicht, een kilometer ruimte. Daarin past alle naarheid van de wereld en verdwijnt met de noorderzon.