Ik ben rood. Tenminste dat hoop ik. De vraag is: wat doe je als t er werkelijk op aankomt? Roxanne van Yperen behandelt deze kwestie in haar dringende boekenweekessay.
“Jullie zijn rood”, zegt de wijze vriendin aan de kade. Terwijl haar man de lunch serveert waan ik me in Italië. De weelderige tuin, een sfeervolle serre in de blakerende zon.
Rode Damesmeisjes. Als ‘dames’ gekleed in het zwart. Met een borduurwerkje. Maar, vergis je niet: ook met laarzen aan het wad op en bovendien op de bres voor maatschappelijk onrecht. Althans, dat is onze intentie.
Ik neem het in ontvangst als een groot compliment.
Als ik later terugfiets door de uit de regens ontwaakte stad, hoor ik flarden van geluk. “Het is lente”! roept een jongen in zijn telefoon tegen het vriendinnetje dat ik aan de andere zijde vermoed. “Ik wou dat ik jouw haar had”, hoor ik een jonge vrouw tegen haar vriendin zeggen, “zo prachtig”. Een klein kindje zingt luidkeels uit een langsrazende bakfiets.
Geluk en ‘rood’. Wat hebben die met elkaar gemeen? Geen idee, maar t stemt me vrolijk.
