Doei doei

Op de achterbank twee grote dozen van een bekend postorderbedrijf. Spijkerbroeken, schoenen, jassen, tunieken. Als ik bij de aanleunflat aankom, blijkt de bel defect. Ik ga met de lift naar boven en schuif vervolgens de zware dozen voor me uit over de gladde vloer. Van verre klinkt geschreeuw. Het gezicht van ontheemde vriendin staat op storm. Een storm die aanhoudt. De longen bijna op knappen, de vuisten gebald en opgeheven, een stroom van verwijten en beledigingen. Kopje koffie, rustig praten, niets helpt. Ook niet het tonen van de gekochte kleding. Ik heb geen smaak en geen stijl, dat is het. Het knapt van binnen. Ik pak de dozen weer in en stap op, terwijl ontheemde vriendin boosaardige smsjes naar vrienden stuurt. Ze kijkt niet op of om.

Mijn lieve Overbuurvrouw zet alles weer in perspectief. Het is afscheid nemen, rouwen in gradaties. En dat ik niet meer wil helpen, betekent niet dat ik haar nooit meer zal zien. Maar zo kan het niet verder, de zorg moet het nu echt gaan overnemen. Dit is niet meer aan mij, aan ons.

Het is een aangeslagen dag, mijn beschadigde ziel heeft verdriet. Dan, vroeg in de avond, een onverwacht telefoontje. De huisarts. Als ik wil kan ik komen voor een prik. Want ze hebben over, en het kan niet blijven liggen. Het is weliswaar het vaccin met de onheilspellende naam, maar dit Damesmeisje is niet bang. Het andere trouwens ook niet, die krijgt de hare a.s. vrijdag.

Geef een reactie