Toch klopt het niet helemaal, van die arbeiders. Veel jongeren van toen, mijn generatie dus, stemden vroeger ook links. Het hoorde bij die tijd om geëngageerd te zijn. Ikzelf was 17 toen ik op kamers geen wonen, en meteen nam ik een abonnement op de Volkskrant. En ging PvdA stemmen. Ik moet geraakt zijn door de tijdgeest, want het paste totaal niet in het plaatje van ons ouderlijk gezin.
In The Road to Somewhere gaat David Goodhart uit van een andere interessante scheidslijn. Aan de ene kant staan de mensen die grote waarde hechten aan autonomie en openheid. Ze verhuizen gemakkelijk en voelen zich overal thuis. Deze ‘overalmens’, de ‘anywhere’ geeft vorm aan zijn eigen identiteit en juicht de open wereld toe. De ’ergensmens’, de ‘somewhere’, is geworteld in een lokale gemeenschap, veiligheid en huiselijkheid zijn erg belangrijk, hun identiteit is gekoppeld aan nationale tradities en traditionele verbanden, zoals gezin en religie.
Doordat de sociaaldemocraten de vrije markt accepteerden, werd het steeds moeilijker om de linkse politiek te onderscheiden van de rechtse. De aandacht die ooit uitging naar het economisch belang verplaatste zich naar vrouwenrechten, minderheden en homoseksuelen. De traditionele achterban voelde zich niet langer vertegenwoordigd, hun stem werd niet meer gehoord. Voer voor populisten.
Vrij vertaald naar de Nederlandse situatie: de somewheres leven in de Randstad, de anywheres in de ommelanden. Wat mij betreft snijdt het hout, deze analyse.