Er is vandaag heel wat geschreven over begrippen die beginnen met het woordje ‘man’. Om Paulien Cornelisse’ stukje moet ik hartelijk lachen. Ze heeft de techniek zo lang mogelijk aan het woord te zijn goed van Rutte afgekeken. In de ‘Stekel’ brengt ook Olaf Tempelman, net als ik gisteren, de bewoners van het Hoge Noorden in verband met het verschijnsel ‘manterrupting’. Maar dan op een andere manier. Scandinavische mannen kenmerken zich, volgens hem, door nogal kort van stof en verbaal onbeholpen te zijn. Aan interruperen komen ze waarschijnlijk niet toe of t wordt niet opgemerkt door de geinterrumpeerde vrouwen. Ach jee, beetje sneu. Tempelman vermoedt verband tussen het hoge percentage vrouwelijke klussers (terug te zien in al die stoere vrouwen afbeeldingen op gebouwen, vermoed ik dan weer) en de verbale onbeholpenheid van de Scandinavische mannen. Een beetje slap vind ik de column inmiddels wel. Even later lees ik in het VK magazine, toch al niet mijn favoriete katern, een artikel van Thomas van Luyn. Die legt ‘ons’ uit wat ‘mansplaining’ eigenlijk is. Zoals mannen onderling graag doen, een beetje dollen. Snappen jullie dat dan niet, vrouwtjes..
Ondertussen ben ik heel moe geworden van al dit verbale gekletter rond het woordje ‘man’. Ik heb t nog niet gedacht of de hemel barst open. Gekletter. Dat krijg je er van.