Vandaag gewerkt aan een artikel over de Amsterdamse begraafplaats Huis te Vraag. Ik herlees de boeken, geschriften en brieven van de bezielde Tuinman en vind aan de hand van bewaarde agenda’s terug dat ik in 2003 voor het eerst een bezoek bracht. Ik liep, onvoorbereid, door het hek het prachtige omhuifde laantje op. Het stadsrumoer verstomde, een prachtige stille schoonheid opende zich.
In de maanden die volgden kwam ik er steeds vaker. Ik begon te houden van die ongelooflijk mooie plek en er ontstond een vriendschap met Leon en Willemijn, het beheerdersechtpaar.
Er waren etentjes in de hoge imponerende woonruimte, eens de aula. We stookten vuurtjes in de grote houtkachel, ik woonde er een week in m’n eentje, en ook het andere Damesmeisje kwam een keertje op diner.
Ook toen ik er niet meer kwam, bleef Huis te Vraag in mijn leven. In mijn manier van tuinieren, in hoe ik me verbonden voel met de plek waar ik woon, in alle dingen die ik met hart en hoofd tot stand probeer te brengen, mijn eigen Gesammtkunstwerk.
Vorig jaar overleed de beschermheer, en ook de beschermvrouwe heeft haar plek moeten verlaten. De toekomst van Huis te Vraag, symbool voor wat er werkelijk toe doet in het leven, ligt onder vuur. Waarom wordt dit unieke groene monument in Amsterdam niet meer op waarde geschat? Waarom kwam er geen erepenning van de gemeente, geen koninklijke onderscheiding, nauwelijks een vorm van erkenning? Terwijl iedere bezoeker die er ooit komt, wordt getroffen door het levenswerk van deze twee mensen. Een bijna verloren gegane wereld, waar we allemaal naar op zoek zijn, juist nu, een troostende plek voor onze ziel.
Leon van der Heijden- Huis te Vraag
