Oftewel: ‘wie diep nadenkt gaat ook diep het hart in’.
Een blog op de historische dag,
dat de avondklok eerst niet en toen weer wel vermag
Dichten in verenigingsverband was eeuwenlang een mannelijke aangelegenheid en bleef dat ook tot ver in de negentiende eeuw. Een studente literatuurwetenschappen ontdekt daarop een vroege uitzondering. Midden in de patriottentijd (1780-1787) richtte Anne van der Aar een vrouwelijk dichtgezelschap op. Waarschijnlijk nadat ze als enige vrouwelijk lid van een vereniging gedichten mocht inleveren maar niet aan de bijeenkomsten zelf mocht deelnemen. Dan doen we t zelf wel, heeft ze waarschijnlijk gedacht.
Het was een roerige tijd, de Republiek sterk verdeeld. Volgelingen van de stadhouder versus politieke vernieuwers. Velen vluchtten naar Frankrijk. De vrouwen richtten zich zich in hun gedichten op de vriendschap, niet op de politieke verdeeldheid. Uit veiligheidsoverwegingen of was de kracht van vriendschap hun ideaal? We zullen het nooit weten. Het zou een moment kunnen zijn, zoals dat af en toe gebeurt in de geschiedenis, dat vrouwen zich realiseren dat ze hetzelfde kunnen gaan doen als de mannen om zich heen.
De avondkrant toont een foto van de oprichtster, Anne. Eigenlijk het eerste Damesmeisje, schiet t door me heen.
‘Wat genoegen, hartsvriendinnen! Heden is het reeds twee jaar/ dat we in ongestoorde vriendschap weeklyks komen by elkaar. Ik kan meenigmaal verlangen na die blyde zaterdag/ Wyl men met vermaak en stichting leerzaam boerte paren mag’.
De hedendaagse Damesmeisjes zouden zeggen: ik zie uit naar onze bijeenkomsten in de Knaus waar we intellectuele en kunstzinnige zaken vooral graag combineren met Damesmeisjes slappelach…
Damesmeisjespost anno 2021