Na confrontatie met ‘vuur’ en de verschrikkelijke gevolgen daarvan, interpreteren mijn hersens ambigue, niet meteen heldere zaken als ‘gevaarlijk’. Zo werkt ons zoogdierenbrein nu eenmaal. Bij de eerste blik op deze foto, vanavond in t NRC, moest ik meteen aan een ziekenhuis denken. Bedden met hongerende kinderen erin, of zo iets. Bij nader inzien is dat misschien ook wel zo, maar dan hongerend naar iets anders. Na rustig verder lezen blijkt t om een experiment te gaan. Een voorbeeld dat langs komt op het ‘Back to life’ congres dat in Utrecht wordt gehouden. De aftrap van een reeks ‘fieldlabs’, experimenten die moeten laten zien hoe evenementen, Corona-proof, weer kunnen plaatsvinden. Er wordt positief, oplossingsgericht gedacht. Heerlijk, al die creativiteit.
Ik voel mezelf ook weer ‘back to life’. Alsof een zware jas uitgetrokken is. Niet dat de cijfers daartoe aanleiding geven. Integendeel, het zit in de mensen zelf. Alsof de frisheid van de korte winter ons bij onze positieven gebracht heeft. De lieve vriendin uit het Noord-Westen appt dat het dit weekend bij hen al lente wordt. Gewoon, een maand vooruit. Een wilsbesluit.
In een ander artikel uit dezelfde avondkrant lees ik de woorden van een jonge literatuurwetenschapper. “Op tegels en tatoeages: overal is poëzie”. Over die laatste toepassing wijdt ze uit. Een gedicht op een zij van een jonge vrouw. In zwarte inkt getatoeëerd. “Voor wie ik liefheb, wil ik heten”. Neeltje Maria Min.
Ach, mijn lievelingsgedicht van toen. Hé, helemaal ‘Back to life’.
Angeline, zelfportret 2014