Vandaag begint vannacht om vijf over twaalf. Loop je even mee, vraag ik aan de Geliefde, als ik met de hond een laatste rondje ga lopen. Hij werpt een vertwijfelde blik, maar bij mij gaat er nog geen klokje luiden. En de politie dan, roept de Geliefde nog, maar met flapperend schoeisel stiefelt hij achter ons aan. De Geliefde heeft een theorie over losse veters. Het is goed voor de voeten, dan moeten ze harder werken. Ik vermoed echter gewoon luiheid. De enige andere verklaring, kwajongens bravoure, zal s nachts in het donker niet tellen, neem ik aan.
Op het omkeerpunt ben ik Marie kwijt. Ik vind haar terug bij een overvolle vuilnisbak waar ze ‘n broodje vleeswaren met verpakking en al probeert te verorberen. De prooi zit vast tussen haar ijzersterke kaken en blijft daar. Ik kan het bekijken. Een ernstig delict in de honden en bazen wereld. Gedurende deze patstelling is de Geliefde met veters en al doorgelopen. Als ik tenslotte brood en restanten plastic zak uit de nog steeds gesloten hondenbek heb gepeuterd en op kijk, zie ik een geheel nieuw tafereel. De geliefde staat naast een politiebusje. Oh jee, delict nummer twee. “Ik ben mijn vrouw en hond kwijt”, hoor ik hem zeggen. De agenten bieden hem een lift aan om samen te zoeken. En dan verschijn ik op het toneel. Iedereen opgelucht. Zachtjes gniffelend lopen we naar huis.
