MOOI LEVEN

Het dak kraakt en kreunt.

De wind waait loeiend om het huis, een bijna oorverdovende herrie.

Diep onder het dekbed luisteren we naar het natuurgeweld.

Houden de dakpannen het? Blijft die ene scheve boom wel overeind?

Niet veel later trek ik verwachtingsvol de blinden omhoog.

Géén witte wereld, wat een teleurstelling.

Stuifsneeuw, dat wel. En hier en daar een bij elkaar gewaaid hoopje wit.

Terwijl in heel Nederland sleetjes van hellingen afsuizen, is het rondom ons groen.

Er is ook altijd wat.

In de middag wagen we ons naar buiten voor een ommetje.

Het is verschrikkelijk koud. Zo koud als het in onze jeugd was, maar daarna nooit meer.

Bij de oude spoorbaan willen we naar links af slaan.

De storm slaat ons loodrecht in het gezicht.

We draaien om en werken ons naar huis terug.

Vuurrode konen, ijskoude bovenbenen.

De Gewone Jongen wenst zichzelf naar een warm land.

Maar hier is het goed, met Tashi en De Neus, gezellig naast elkaar op een kleedje voor de radiator.

Geef een reactie