Mist flarden druppen ijskoude regen. De straat is spiegelglad als ik de hond op een eerste rondje mee uit neem. Een enkele fietser op de spekgladde brug. Verder niets, op de mist na. De stad heeft zich naar binnen gekeerd en komt vandaag niet uit bed. Ik doe mee, geen zin vandaag.
Als ik dan toch de mail open tref ik een bericht van de lieve vriendin uit het centrum. Ze stuurt me een gedicht van haar lievelingsdichter en oude stadgenoot Rien Vroegindeweij, ‘ Laat mij niet’. Later vandaag tref ik hetzelfde gedicht in de NRC, Frits Abrahams schrijft er een stukje over. ‘Laat mij niet in de mist’. “We staan allemaal, zeker wij oude mannen, wel eens in de mist, toch?”, zegt de dichter tegen de schrijver. In de mist staan we, bij de dood van geliefden. Of bij liefdesverdriet, zoals Neil Young op zijn 26e, in zijn ‘Bad fog of loneliness’, herinnert Abrahams zich. Er klapt een luikje open in mijn brein. Een lading sentiment daalt in. Liefdesverdriet, zonder dat je t hebt. Dat kreeg ik toen al van Neil Young. En nog steeds.
Een mistige dag verder tref ik een alleenstaande LGBTQer. Hoewel hij op een steenworp afstand woont, zie ik hem online. Hij heeft al een maand niemand gezien en belt s nachts vier keer met de politie. Een angstige mist in zijn hoofd.
Bad fog of Corona loneliness.
Villanelle, een beetje ouderwets aandoende dichtvorm krijgt haar kracht als je t hardop voorleest. Een ‘rap’ avant la lettre, eigenlijk.