Mijn lieve broer stuurt me een foto. Een KLM toestel, de Curaçao. Ik herken de Indische prinses, onderaan de vliegtuigtrap in lichte kleding. Aan haar rechterzijde, voor de kijker links, herken ik mijn opa. Daarnaast de lieve tante Suze. Aan mijn moeders linkerzijde staat, op pijnlijke (Corona !) afstand een vrouw die mijn oma moet zijn. Ze gaat schuil onder haar hoed. Ik meen haar kleine, gedrongen postuur te herkennen van latere foto’s.
Op welk moment is deze foto genomen? Ik schat mijn moeders leeftijd rond de 20. Het moet op hun repatriëring vanuit Nederlands-Indië zijn geweest, in 1946/47. Uit de verhalen herinner ik mij een boottocht door het Suez-kanaal. En steeds bijtender kou aan dek naarmate ze dichterbij Nederland kwamen. Er werden winterjassen uitgedeeld, altijd te groot, gedoneerd door sympathiserende landen waar ze langs voeren. In dat verhaal kwam geen vliegtuig voor. En toch staan ze hier.
Wat me het meeste puzzelt is de familieopstelling. Opa met zijn twee dochters. En oma op afstand. Hoe pijnlijk treft me dit. Verbijsterend genoeg lijkt het bovendien het thema van de dag. Wandelend langs het Bloemendaalse strand met de lieve Haarlemse vriendin praten we over moeders en dochters. Dat moeders door dochters verantwoordelijk geacht worden voor het goed houden van de verhoudingen. En vaders daarvan verschoond blijven.
Vanavond op het wekelijkse ‘culinaire en culturele avondje’ (nu wat bekort door de avondklok, maar net zo gezellig) wisselen de moeders uit over onzekerheid in hun huiselijke rol. In tegenstelling tot hun maatschappelijke en professionele positie. “Wat moet je nou met je moeder? ” als zelfondermijnende en afstand creërende gedachte in de relatie met je dochters. Jezelf in dat op zicht onbelangrijker maken en op afstand blijven.
Gezinstherapeut avant la letter Nagy zei ooit dat bepaalde gezinsdynamieken zeven generaties nodig hebben om te veranderen.
Moeder, sta ons bij..