Vanochtend begon anders dan anders. De website van de Damesmeisjes moet professioneler en daarvoor moet werk verricht. Nieuwe teksten, aanvullende foto’s, logische indeling, dat soort zaken. Nog nooit eerder beschreven de Damesmeisjes zo uitvoerig waar ze nou precies mee bezig zijn. Wat is het wat hen precies bindt? Wanneer schreven ze de eerste brief aan elkaar? En waar komt de term Damesmeisjes eigenlijk vandaan?
Maar goed dat dit Damesmeisje zo bewaarderig is. Een oude ijzeren munitiekist op de logeerkamer zit boordevol volgeplakte dagboeken vanaf begin 80er jaren. Kaarten, berichtjes, foto’s, artikelen uit krant en tijdschrift, alles wat maar enigszins de moeite van het bewaren waard is, vond een plek. Zo ook de brieven van en aan het andere Damesmeisje.
Daar zat ik dus vanochtend, op mijn knieën tussen de dagboeken. Helemaal terug in andere tijden. Daar vond ik dit gedicht. Ik wist meteen weer waarom ik het destijds had ingeplakt. Maar vandaag doet het me denken aan Joe Biden.
HET ONGEWONE IS GEEN MOED
De Polen reden vanuit Warschau de Duitse tanks tegemoet op paarden.
Te paard, en wetend, in zonlicht met sabels.
Ik heb geen vrede met een schoonheid van die grootte.
Toch wil dit gedicht die dag verkleinen.
De moed meten.
Zeggen dat is geen moed.
Het hartstocht noemen.
Stellen dat moed niet zo is; niet op zijn best.
Onmogelijk ja, en met allure.
Zij reden in zonlicht.
Werden verpletterd.
Maar ik zeg moed is niet zo buitensporig
niet de verbluffende daad. Niet Macbeth met grote woorden.
Niet de Verloren Zoon, of Faust. Maar wel Penelope.
Niet de verrassing. Het verbaasd ervaren.
Trouwen, niet de ervaring van een maand.
Niet de uitzondering.
Een schoonheid die de dagen doorstaat. Stevig en helder.
Het gewone magistrale, waar jaren ploeteren in gaat.
Naar Jack Gilbert / Judith Herzberg