Ik moet even in de deel zijn voor een paar flesjes water uit onze voorraad. De deur blijft op een kier voor wat lichtinval. Een flits! Tashi heeft het hem weer geflikt. Roepen heeft geen enkele zin, is de ervaring, dus ik doe de deur dicht in afwachting van smekend gekrab. En vergeet het hele gebeuren.
Een paar uur later, op weg naar bed, zat van CNN en ander verontrustend nieuws, is Tashi zoek. De deel! Ik open voorzichtig de deur, ze spurt naar binnen, verstopt zich onder het Franse keukendressoir, iets donkers in haar bek. ‘Ze heeft een muis’, roep ik. De Gewone Jongen komt assisteren. De kat rent naar de woonkamer, met ons op de hielen. Dan laat ze per ongeluk haar prooi los. Het blijkt een piepklein vogeltje, dat meteen angstige rondjes begint te vliegen. Een winterkoninkje? Ik grijp de tegenstribbelende Tashi en zet haar in de keuken. De Gewone Jongen zet alle deuren naar buiten open en doet de lichten uit. Het vogeltje snapt niets van deze goede bedoelingen en blijft rondfladderen. Een klein moment zit het zelfs bij de voeten van de Gewone Jongen. Maar dan, net op het moment dat we overleggen over andere opties, scheert het laag over de grond richting de gang en naar buiten.
In een hoekje van de kamer een dotje zwartgrijze veertjes, stille getuigen.