De lieve nicht zit op de grote bank, het tafeltje met lekkere hapjes staat tussen ons in. Ik zit in de andere hoek. Later zal Marie er stiekem bij kruipen.
Het was een lange dag. Zelfs de lunchpauze moest worden opgeofferd. Een laatste werkdag, op een rafelige ‘post werkdag’ volgende week na. Tussen de ‘calls’ door bereid ik het eten. En daar zitten we dan weer. Net zoals toen we kleine meisjes waren. Het leven wordt doorgenomen. En zoals altijd komen we op onze familie. De ‘Donk genen’. Onze vaders. De hare schaakgrootmeester en accountant, de enige die mocht studeren in het gezin met vier zonen. Hij was de baas, altijd en overal. Ik was een beetje bang voor hem. De mijne, de derde zoon, had graag geschiedenis gestudeerd. Maar dat kon niet. Na de driejarige HBS ging hij werken. Hij zou later een lange carrière bij DNB afronden. En sterven vlak na zijn pensionering. Van zijn kampeerauto dromen en verre reizen maken is niets terecht gekomen.
Tijdens die lange jaren bij DNB werkte hij s avonds thuis door. Op de eettafel stond zijn typemachine. Ik heb hem niet weg kunnen gooien, toen ik hem vond bij het opruimen van het ouderlijk huis. Avond aan avond typte hij offertes voor het aannemersbedrijf van de tweede zoon, onze oom Jan. Die kwam dan met zijn mooie rode Volvo van Buitenveldert naar Slotervaart gereden om een enveloppe te brengen. Ik vroeg me, naïef natuurlijk, af waarom oom Jan deze enveloppe met papieren niet zelf uittikte.
Mijn vader kluste bij, zou je nu zeggen. Soms zag hij grauw van vermoeidheid en maakte ik me zorgen om hem. Ik was bang dat hij iets aan zijn hart zou krijgen. Zoveel wist ik al over de gevolgen te hard werken. Later zou ik me in dit onderwerp specialiseren. Toeval?
Ach, mijn arme vader. De lieve nicht wist niet van het bij klussen. Er werd niet over gesproken. Tussen de broers was het duidelijk. De oudste twee zonen waren ‘rijk’, de twee jongsten niet. Anders dan de Benjamin was mijn vader trots en accepteerde geen ‘aalmoezen’. Later, toen ik met de geliefde ons huis wilden kopen, bleek er voldoende geld te zijn om een lening binnen de familie af te sluiten.
Mijn arme vader. Stilletjes spaarde hij voor ons, zonder een woord daarover.
De harde werker, charmant maar bescheiden. Ik wou dat ik hem nog eventjes kon spreken.
