Ik ren vandaag met Marie door t Vondelpark, voorbij de oude stadsgrens aan de Westlandgracht. Langs de dure villa’s, waar vroeger alleen dokters woonden, onder de ring door naar West. Daar woont mijn broer.
We hebben elkaar lang niet gezien. In Coronatijd blijkt West heel ver weg te liggen. Maten en afstanden lijken veranderd te zijn. We wandelen door onze oude buurten naar de Sloterplas. Het park komt me nu veel kleiner voor als toen. Hier liep ik als tiener met het keeshondje, Bambie. De ene dag vrolijk of verliefd, tevreden met het bestaan. De volgende diep bedroefd of chagerijnig. Het stille park bood altijd soelaas. Later kwam ik hier met Boef, de hond met de eerste geliefde. Recenter met Luna, als ik mijn moeder, inmiddels weduwe, bezocht.
Ons ouderlijk huis staat een beetje gek te wezen met een nieuwe verdieping erboven op. Als ik naar binnen gluur treft de huiskamer me als piepklein. En daarboven mijn kamertje. Ook die plek heeft vele emoties gekend. Het voortuintje gedenkt mijn moeder. De oude bielzen en de struik met groen-gele bladeren staan er nog net zo bij als toen. Aan de achterkant het hofje met de zandbak waarin Ron zich als koppige driejarige ooit verschanste.
Ach Ron. Deze maand is het 25 jaar geleden dat hij stierf. Stil lopen we terug richting stad.
Dag, lieve Ronnie. We steken heel veel kaarsjes voor je aan op de plek waar je graag kwam
.
