Ik hield veel van mijn moeder. Maar het was een liefde met een randje. Nooit kwam over haar lippen dat ze trots op me was. Natuurlijk is ze dat, zei Jongste Zus steevast. Maar ik wilde het hóren. Ik stuurde een stortvloed aan ansichtkaarten, columns en verhalen, zonder enige reactie. Een schreeuw in het niets, zoals het andere Damesmeisje ooit treffend zei.
De nadagen van Mam’s leven verzachtten veel. Nooit vergeet ik haar oplichtende gezicht van blijdschap, toen ik onverwacht op bezoek kwam. Alle barrières waren verdwenen. Niet lang na haar overlijden, tijdens het opruimen van haar spullen, vonden we een blauwe doos. Daar waren ze, mijn papieren schreeuwen om aandacht, keurig gerangschikt op datum.
Ook de herinnering aan de expositie van de Damesmeisjes in de Rode Hoed in 1999 was pijnlijk. Ons beider moeders bleken niet erg onder de indruk. ‘Waarom altijd stoelen schilderen’, vroeg mijn moeder. ‘Die handen zijn niet goed weergegeven’, zei de andere. De Damesmeisjes moesten er verdrietig om gniffelen. Maar laatst, op zoek naar een specifieke tekst voor onze Levensdeken, vond ik in het presentieboek van toen ook iets anders. Daar stond, in het karakteristieke handschrift van mijn moeder: IK BEN HARTSTIKKE TROTS OP JE. Waarom had ik dat nooit bewust gezien?
Vandaag, de dag dat ze 95 jaar zou zijn geworden, doe ik recht aan mijn moeder. Ik zal haar naam en tekst vele malen op de trouwjurk borduren, nieuw project van de Damesmeisjes.
Mam? Mam was hartstikke trots op me.