Ik zit op de bank te kijken naar het persmoment van de premier en de minister. En vraag me ondertussen al peinzend af wat er nou precies anders is dan in maart en april. Het dorp Blije, net zo stil en uitgestorven als toen. Onze sociale contacten weer op een laag pitje. Toen digitaal boodschappen doen, nu naar de supermarkt, met mondkapje en al. En ook af en toe naar de stad, als er iets nodig is. Dat laatste was in het voorjaar bijna ondenkbaar. Zo zoekt iedereen zijn eigen randje op, net als het Damesmeisje in de grote stad. Toch zijn de besmettingen in Friesland weer lager dan in de rest van het land. In de ziekenhuizen liggen vooral coronapatiënten van elders. Nog steeds vinden we het een zegen dat we op het rustige platteland wonen, op een prachtige plek, ver weg van alles. Dat is lang niet iedereen gegeven. Toch betrapte ik me vanavond tijdens het luisteren op een nieuw gevoel, dat steeds manifester wordt. Ik ben het zat! Niet zozeer dat opgesloten zitten, dat weinig mensen zien. Het is meer het geklets, het geanalyseer, het wijzen naar elkaar, het beter weten vanuit een eigen professie. Ze doen te weinig, nee ze doen teveel.
Ik zie vooral mensen die hun uiterste best doen, die zich over de kop werken, die proberen maatregelen te nemen die de samenleving zoveel mogelijk ontzien. Mensen die worstelen, mensen die zoeken. Het hele leven samengebald in één persmoment.