Het is de 3e keer in twee weken dat ik in het buitendijkse gebied bij Blije ben. De eerste keer scheen de zon en was het paars van de zeeherfstastertjes De tweede keer had het net geregend, het was uitkijken om niet uit te glijden in de modder, in de verte bij het Wad enorme vogelmassa’s, druk bewegend in de lucht. Vandaag is het goed weer, tegen de verwachting in. De paarse kleur heeft plaats gemaakt voor het wit van zaadpluizen, grote groepen gakkende ganzen vliegen over, een eenzame haas vlucht weg. Met mensen van Rijkswaterstaat bezoeken we de locatie van de Terp fan de Takomst, een mienskip project van ons dorp. Koeien lopen nieuwsgierig mee aan de andere kant van de sloot. Net als ze vroeger deden in mijn geboortedorp tijdens een processie. Bij de ijzeren paal die de plek markeert staan we stil. Iedereen kijkt naar de verte, daar waar Ameland ligt in zachte contouren en een streep schittering de Waddenzee doet vermoeden. Ik kijk terug naar waar ik zojuist vandaan kwam. De kerktoren van Blije is nog net te zien boven de boomkruinen, hier en daar een windmolen. Alles ademt rust, ruimte, natuur. Het is van een onaardse schoonheid. Niets en niemand is hier bezig met de nieuwe maatregelen of de vlieg op het hoofd van Pence. Of het feit dat er wereldwijd zo’n 1 miljoen dier- en plantensoorten met uitsterven worden bedreigd. De Wadloper verbreekt de betovering. ‘Vroeger’, zegt hij, ‘kon je hier bijna niet lopen door de vogelnesten.’
