Ons huis is 119 jaar oud. Een romantische woonboerderij, met witte rozen over de tuinmuren, uitzicht over een weiland met paarden, een kleine boomgaard en rondom zo’n 40 hoge bomen. Het is corona en thuisblijven wat de klok slaat, maar hier is dat helemaal niet erg. Net als half Nederland zijn we aan het klussen geslagen. Het halletje bij de voordeur moet opgeknapt. De houten lambriseringen zijn verrot. Als het waar is dat de eerste indruk de beste is, dan is het in ons huis niet goed binnenkomen. Inmiddels hebben Friese witjes de plaats ingenomen van de lambrisering. Het ziet er puik uit, en overmoedig geworden moesten ook alle deuren eraan geloven. Want in de 12 jaar dat we hier wonen kon geen enkele deur goed dicht. Wisten wij veel. De deuren bleken niet te tillen, want van hardhout. Ze zijn 4 cm dik, en de kozijnen maar 3,5 cm. Na veel schaven, schuren, tillen en passen blijkt niets waterpas. Alles staat hier schots en scheef. Na een hele dag klussen zijn we kapot. Maar alles kan nu dicht. Ik doe de keukendeur open en kijk over het weiland. In de verte het geluid van zeemeeuwen. Opzij, in een van de borders, trekt roos Sally Holmes mijn aandacht. In de zomer is het een storende rozenstruik met veel te veel slordige bloemen. Nu bloeit één enkele roos. Precies zoals het moet zijn.
